Eddy Heuzeveldt
Mr. E. (Eddy) Heuzeveldt, De Ombudsman Uitvaartwezen
Een man heeft in het verleden een familiegraf gekocht voor drie personen, waarin de kisten boven elkaar worden geplaatst. Nadat een tweede familielid is begraven, blijkt bij nameting dat de resterende hoogte voor de derde kist te gering is. De oorzaak is de hoogte van de uitgezochte abdijkisten. De uitvaartondernemer had verzuimd die afwijkende hoogte door te geven aan de begraafplaatsbeheerder. Vermoedelijk kan er te zijner tijd wel een lage derde kist worden geplaatst, maar niet nog een derde abdijkist.
De opdrachtgever dient een klacht in bij de uitvaartondernemer en vordert een derde deel van de grafkosten, en 2000 euro immateriële schadevergoeding.
Ik beoordeelde een derde deel van de grafkosten (2455 euro) als schade, maar reken een derde daarvan toe aan de begraafplaats die beter had kunnen weten (maar geen partij is bij de klacht). Vervolgens houd ik rekening met de mogelijkheid om bij een volgende begraving een lage kist te plaatsen, waarvoor ik een aftrek toepas van 20 procent. De klager ken ik dus 1637 euro toe als compensatie voor de grafkosten, waarvan de uitvaartondernemer 1310 euro dient te betalen, en de rest voor rekening van de begraafplaats komt – waartegen geen klacht is ingediend – en waarover ik dus niet bevoegd ben om te oordelen. Immateriële schade is volgens het Klachtenreglement uitgesloten.
Welke lessen zijn er te leren uit deze klacht?
Klachtnummer 2022-067
Reacties